In “Wat onze identiteit niet is” schrijft Nathalie Heinich over identiteit. Het gaat grotendeels over de identiteit van landen en het politieke gebruik (of: misbruik) daarvan, maar daar wil ik het hier niet over hebben. Vanwege de relatie met mensen binnen organisaties gaat dit stukje over persoonlijke identiteit.

Bij identiteit onderscheidt Heinich drie aspecten:

  • Toeschrijving (dat wat anderen jou aan eigenschappen toekennen);
  • Presentatie (hoe jij je aan anderen voordoet);
  • Zelfperceptie (hoe jij jezelf ziet).

Die drie aspecten zijn nauw met elkaar verbonden. Heinich: … de inmenging van de blik van de ander is nodig opdat we onszelf de vraag stellen wie we zijn.

En:

Het element zelfperceptie is dus onlosmakelijk verbonden met de twee andere: het manifesteert zich pas – en wordt waarschijnlijk ook pas ervaren – in het toetsmoment van de confrontatie met de ander.

Zij stelt dan ook terecht:

Vanwege die onlosmakelijkheid tussen het subjectieve moment van zelfperceptie en de geobjectiveerde momenten van presentatie van de eigen identiteit aan de ander én de identiteit die je weerspiegeld krijgt door anderen is het dan ook misplaatst om onze ‘identiteit voor onszelf’, de ‘gevoelde identiteit’ van de zelfperceptie, als primair en meest fundamenteel te beschouwen.

Presentatie zit tussen zelfperceptie en toeschrijving in, presentatie creëert samenhang tussen die twee andere aspecten. Een problematische situatie ontstaat wanneer de zelfperceptie te positief of te negatief is ten opzichte van de buitenwereld. Er treedt een identiteitscrisis op wanneer er een verstoring ontstaat tussen de drie momenten van het zelf: zelfperceptie, zelfpresentatie aan de buitenwereld en toeschrijving van kwaliteiten door de buitenwereld.

Je ware of echte ik, zoals dat in cursustaal wordt gebezigd, lijkt vooral een product van zelfperceptie te zijn. Uit het voorgaande mag duidelijk zijn dat je jezelf niet kan vinden door alleen maar in jezelf te duiken, maar dat ook de interactie met de wereld om je heen daar deel van uitmaakt. Door die interactie is identiteit ook geen eeuwig, vast, bevroren fenomeen. Je identiteit wordt beïnvloedt door die interactie. Je zal dus je ware zelf nooit vinden, want het ware zelf van gisteren hoeft niet meer de ware zelf van vandaag te zijn. Je verandert voortdurend. Heinich: Identiteit is dus een proces, een open fenomeen in progress

Dus: die “echte ik”, dat “ware zelf” ligt grotendeels buiten je. En als je bereidt bent ook die buitenwereld en jouw interactie daarmee mee te nemen in jouw zoektocht, en je vindt je ware zelf, dan nog is het maar een momentopname, want je verandert en je echte ik is morgen misschien alweer ver te zoeken.

 

Citaten uit “Wat onze identiteit niet is

Wat onze identiteit niet is” bij bol.com

Lees ook: “Je “ware zelf”” en “Echte ik?