Ik hou van uitdaging, nieuwe dingen en nieuwe problemen. Hoe meer ervaring, hoe moeilijker het echter schijnt te zijn om in echt andere professionele activiteiten te stappen.

Dit heeft een aantal oorzaken:

  • Organisaties zetten mensen graag in waar ze het meeste waard zijn, dat is waar hun kennis en ervaring de meeste meerwaarde met zich meebrengt.
  • Mensen leveren de meeste meerwaarde in een functie die in het verlengde ligt van hun voorgaande functies, daarin hebben ze kennis en ervaring opgedaan, die brengen ze mee in hun nieuwe functie.
  • Als mensen steeds functies krijgen in het verlengde van hun voorgaande functies dan zullen die functies steeds specialistischer zijn.
  • Iemand met specialistische kennis wordt vooral (en misschien wel: alleen) geassocieerd met zijn specialisme. Specialisme suggereert blindheid voor het bredere spectrum. Specialisten liggen niet voor de hand als een generalistische functie of taak moet worden ingevuld.
  • Bedrijven organiseren zich vaak gericht op voor hen prominente aspecten, zoals: producten, markten, geografische gebieden of vakspecialismen. Werken voor een bedrijfsonderdeel leidt als vanzelf tot meer specialisatie.
  • Mensen met specialistische kennis ontberen vaak kennis op andere gebieden (of hebben de schijn tegen zich). Willen ze overstappen naar een ander gebied dan moeten ze vaak opnieuw beginnen, zich opnieuw bewijzen, waarschijnlijk ook werken voor een lager salaris dan ze in hun “eigen” gebied zouden krijgen.

Er zijn, kortom, meerdere mechanismen die ertoe leiden dat mensen in een fuik van kennis en ervaring terechtkomen waaruit ontsnappen moeilijk is. Ik noem dit fenomeen de ervaringstrechter of ervaringsfuik.

Gezien vanuit het perspectief leiderschap en mijn visie daarop[i] is begrijpelijk welk belang dit vertegenwoordigd. De leiderschapskwaliteit die in de literatuur het meest wordt veronachtzaamd is materiedeskundigheid. Kennis van en ervaring in een branche zijn echter absoluut noodzakelijk om succesvol te zijn. Het beste bewijs hiervoor zijn alle personeelsadvertenties waarin (ook) voor managementfuncties “relevante werkervaring” wordt gevraagd.
Alleen van “jonge honden” wordt geaccepteerd dat ze die relevante werkervaring nog niet hebben. Ze worden plooibaar geacht, ze kunnen en willen nog veel leren en hoeven nog niet hoog te worden ingeschaald. Voor meer ervaren mensen is relevante werkervaring een vereiste. Alleen waar het aanbod smal is wordt nog wel eens met minder genoegen genomen.

De ervaringstrechter bepaalt dus in hoge mate binnen welke sectoren iemand een leidinggevende functie succesvol kan vervullen.

Wie uit zijn ervaringsfuik wil ontsnappen zal duidelijk moeten maken dat zijn affiniteit breder is dan het specialisme waarin hij op dat moment functioneert. Daarnaast is het vermogen tot informatieverwerking van belang. Iemand bij wie dat vermogen hoog ontwikkeld is mag in staat worden geacht zich het specifieke van een ander gebied snel eigen te maken.

Armaçâo de Pēra,  mei 2002

 

[i] Markensteijn, P.H., ´De legitimiteit van leiderschap ontrafeld´, mei 2001