In het Stedelijk Museum van Schiedam zagen we een tentoonstelling met werken van Zoro Feigl. Eén van zijn werken bestond uit een soort enorme doorzichtige “schaal” die aan het plafond hing. De schaal bewoog. In de schaal lagen duizenden ronde bolletjes. Door de beweging van de schaal bewogen deze kogels heen en weer. Nooit hetzelfde, maar wel bepaalde patronen volgend. In het bijschrijft werd een vergelijk getrokken met spreeuwenzwermen.

Maar, bedacht ik, er is een essentieel verschil tussen de bewegingen van de kogels en van de spreeuwen. Spreeuwen volgen elkaar, maar houden altijd, lees: altijd, een bepaalde afstand tot hun omringende soortgenoten. De kogeltjes daarentegen botsen voortdurend tegen elkaar en juist dat botsen is mede bepalend voor de bewegingen die ze maken.

In literatuur over complexiteit en chaostheorie, maar ook in managementliteratuur die daarover gaat wordt regelmatig het zwermgedrag van spreeuwen aangehaald. En, ik geef het toe, het fenomeen is fascinerend en teksten daarover hebben daardoor ook een zekere aantrekkingskracht.

Maar, … wat hebben we er aan?

Nou, eigenlijk niets, denk ik. Want zoals de bewegingen van de kogeltjes in het kunstwerk van Feigl niet volledig vergelijkbaar zijn met zwermgedrag van spreeuwen, zo zijn mensen en de fenomenen waarmee ze te maken hebben, daar al helemaal niet mee te vergelijken. Het zwermgedrag van spreeuwen of de bewegingen van de kogeltjes zijn tot enkele eenduidige regels terug te voeren. Mensen en de fenomenen waarmee ze om moeten gaan daarentegen zijn veel ingewikkelder. De regels die hun handelen en de relaties van hun handelen met hun omgeving bepalen zijn veel diverser, veel persoonsafhankelijker! En daardoor veel minder voorspelbaar, veel minder eenduidig.

Dus?