Certificeren, auditeren, evalueren, kennismanagement, leren en verbeteren. Je komt het overal tegen. Er lijkt geen stop op te zitten. Iets wat goed is, dat kan altijd beter. Dus gaan we evalueren, leren en verbeteren. Als we een document opstellen, dan laten we tig mensen meelezen en als het concept af is, dan laten we het nog peer reviewen. En zegt de manager genietend, dat komt de kwaliteit van de stukken echt ten goede. En dat is onmiskenbaar waar. De kwaliteit wordt steeds beter.

Dus: niets op aan te merken, toch?!

Nou …

Die steeds betere stukken vragen wel steeds meer productietijd. Niet alleen in doorlooptijd, maar ook in de hoeveelheid ermee gemoeide tijd en dus ook in het geld dat met die extra inspanningen gemoeid is. Het stuk wordt beter, maar geldt dat ook voor de kosteneffectiviteit of voor de prijs-/kwaliteitverhouding?
En: als de doorlooptijd toeneemt en ook de hoeveelheid betrokkenen, komt dat ten goede aan de slagkracht en aan de flexibiliteit?

Nou, als ik die vragen opwerp, dan moet ik ook mijn antwoord maar geven. Nee, op een bepaald moment is een document echt “goed genoeg”. Vanaf dat moment geldt het Pareto-principe, namelijk 80% van het resultaat wordt bereikt tegen 20% van de inspanning én de laatste 20% van het resultaat vraagt 80% van de inspanning.

Dus: allemaal heel mooi hoor dat “voortdurend verbeteren”, maar heel vaak heb ik meer dan alleen maar een gevoel dat we in de 80% van de inspanning aan het opereren zijn. En dus ook dat al die extra inspanningen slechts een marginale kwaliteitsverbetering opleveren. Dus ja, in absolute zin neemt de kwaliteit nog toe, maar in relatieve zin neemt de prijs-/kwaliteitverhouding af. En daarmee ook de flexibiliteit en slagkracht.

En daarom is voortdurend verbeteren helemaal niet zonder voorbehoud positief.

 

Lees ook:
Een blije collega, maar… iedereen blij?
https://www.markensteijn.com/index.php/weblog/734-een-blije-collega-maar-iedereen-blij

Kwaliteitsadviseurs?
https://www.markensteijn.com/index.php/weblog/744-kwaliteitsadviseurs