In “Wat er nu toe doet” legt Hamel verbanden tussen de evolutieleer enerzijds en de manier waarop organisaties opereren anderzijds. Via DNA geven wij allerlei eigenschappen door. De combinatie van het DNA van verschillende ouders zorgt voor nieuwe combinaties en doordat er soms rare dingen gebeuren bij de replicatie van DNA treden er soms onverwachte wijzigingen op. Sommige wijzigingen maken de nieuw ontstane wezens soms dermate geschikt voor een bepaalde omgeving dat er zelfs nieuwe soorten uit kunnen voortkomen. Of: mutaties van soorten die (nog) beter toegerust zijn voor overleving.

Sinds onheuglijke tijden heeft het leven met nieuwe genetische combinaties en abrupte mutaties geëxperimenteerd. De mens is de genetische elite: de bewuste, contemplerende en innoverende optelsom van ontelbare genetische ontsporingen en transcriptiefoutjes. De hemel zij dank voor al die missers! Als het leven zich aan de regels van Six Sigma-management had gehouden, zouden we nu nog in het slijmstadium verkeren.

In die laatste zin zit de kern van Hamel’s boodschap verstopt. Probeer niet alles foutloos en perfect te maken. Accepteer wat fouten. Misschien leveren die fouten weleens hele mooie nieuwe inzichten of producten op. Het zou zeker niet de eerste keer zijn. 

 

Citaat uit Wat er nu toe doet.

Boekbespreking “Wat er nu toe doet