Parlementaire enquêtes gaan alleen over dingen die mis zijn gegaan. De focus ligt op fouten. En op het leren van fouten. En natuurlijk, van fouten kan je leren.

Maar, als je focus volledig op fouten ligt, dan vergeet je te leren van successen. Echter, successen komen zelden in het nieuws. Wat goed gaat heeft geen nieuwswaarde.

Uit parlementaire enquêtes volgen steevast lange lijsten met aanbevelingen. En, als je door je oogharen kijkt, komen die er allemaal op neer dat er meer moet worden gemanaged. Er moet meer “dit” en meer “dat” en bij ieder …, daar moet …

Al die aanbevelingen zijn gericht op het voorkomen van fouten.

Als aan die aanbevelingen allemaal invulling wordt gegeven dan leidt dit tot meer nieuwe procedures, checklists en andere bureaucratische gedrochten. De betutteling van de vakmensen neemt toe.

Het stemt me wat droevig. Uiteindelijk dragen al die nieuwe procedurele zaken niet bij aan meer succes. Nee, ze stemmen hooguit de bedenkers tevreden, want die hebben bedacht hoe het moet. Het zijn zoethoudertjes. En, ze ondersteunen toekomstige ‘blame games’. Want als het in de toekomst weer fout gaat en iemand heeft niet exact de procedures gevolgd, dan hebben we de schuldige gevonden. En zolang we iemand als zwarte Piet kunnen aanwijzen, dan is het een persoonlijke fout, dan kan er iemand bestraft worden en dan ligt het, uiteraard, niet aan het systeem.

Dat de regeldichtheid intussen zo is toegenomen dat niemand alle regels meer volledig kan kennen, dat het volgen van al die regels alles knarsend tot stilstand zou laten komen (stiptheidsacties bewijzen dat o zo mooi), dat het volgen van alle regels tot een enorme verspilling van menskracht leidt, dat het in de gaten houden van alle regels de aandacht afleidt van waar het werkelijk om gaat en dat ...

Nee, al die regels leiden slechts tot een gevoel van schijnveiligheid.
“We hebben het aan de voorkant goed geregeld.”
Of:
“Alles staat op papier, dus het kan niet meer fout gaan!”

Maar, … wie gelooft dat iets gebeurt als het maar op papier staat, nou, die is behoorlijk naïef.

Uiteindelijk heb je gewoon goede teams nodig. En goede teams bestaan uit capabele mensen die goed met elkaar kunnen samenwerken. Mensen die ruimte krijgen om hun vakmanschap te etaleren. Mensen die resultaatgericht werken en zich niet uit het veld laten slaan door tegenslag. Mensen die creatief (en liefst niet gebonden aan al teveel regels) een weg vinden om uiteindelijk zo optimaal mogelijk het beoogde resultaat te bereiken.

Als er onderzoek zou worden gedaan naar succesvolle zaken, naar succesvolle projecten, dan zou het weleens zo kunnen zijn dat dit ontdekt wordt. Dat ontdekt wordt dat de succesvolle zaken gebaseerd zijn op een goede samenwerking van capabele mensen die op de juiste momenten de goede dingen hebben gedaan. En dat die mensen niet gehinderd werden door beperkte mandaten, allerlei regeltjes en andere beperkingen. Dat die mensen een stevig mandaat hadden om steeds dat te doen wat het beste was om het beoogde resultaat te bereiken.

Meer regeltjes, procedures, etc. zouden weleens, zo zou kunnen blijken, niet aan het projectsucces bijdragen.

Als het voorgaande klopt (en ik ben daarvan overtuigd), dan zouden de beleidsmakers niet langer meer met droge ogen kunnen kiezen voor meer betutteling. De keuze kan alleen maar een keuze zijn voor het geven van ruimte aan vakmanschap. Een keuze om capabele mensen in hoge mate hun gang te laten gaan. Hoog opgeleide vakmensen zijn voldoende intrinsiek gemotiveerd om dit naar eer en geweten en beste kunnen invulling te geven.